Waterbeheerders in heel Nederland voeren sinds dit voorjaar nieuwe maairegels in voor sloten, beken en rivieren. Door veranderde wetgeving en een aangescherpte gedragscode blijft er voortaan vaker maaisel op de oevers liggen. De maatregel is gericht op het verbeteren van de biodiversiteit in en rond watergangen.
De nieuwe gedragscode is ontwikkeld in overleg met diverse partijen en geldt voor een periode van vijf jaar. De aanleiding is de invoering van de Omgevingswet en strengere regels uit de natuurwetgeving. Zowel waterschappen als hun aannemers zijn gebonden aan de afspraken.
De opvallendste wijziging is dat het maaisel niet meer overal direct wordt afgevoerd of verkleind (geklepeld), maar op de oevers achterblijft. De afvoer is in veel gevallen de verantwoordelijkheid van de grondeigenaar. Daarnaast wordt het maaien gefaseerd uitgevoerd: in het ene jaar aan de ene oever, het jaar daarop aan de andere kant.
Deze methode beschermt het leefgebied van insecten, amfibieën en andere dieren. Door het maaien over meerdere momenten te spreiden, blijft er altijd beschutting en voedsel beschikbaar in het landschap.
Het maaien van hoofdwatergangen is en blijft een taak van de waterschappen. Inwoners mogen zelf geen onderhoud uitvoeren aan oevers of watergangen die onder beheer van het waterschap vallen. In uitzonderlijke situaties, zoals bij gevaar voor de verkeersveiligheid of verstoorde waterafvoer, mag hiervan worden afgeweken.
Het maaiseizoen is landelijk ingedeeld in vijf periodes:
Per regio kan het waterschap bepalen wanneer het maaiwerk het beste plaatsvindt, afhankelijk van natuur, waterstanden en het weer.
De nieuwe aanpak maakt deel uit van een bredere trend waarbij ecologisch waterbeheer steeds belangrijker wordt. Met deze methode geven de waterschappen invulling aan hun verantwoordelijkheid voor natuur, waterkwaliteit en klimaatadaptatie.
Meer informatie is te vinden op de website van het betreffende waterschap of via waterschappen.nl.